De zon en de sterren lijken onuitputtelijke bronnen van energie. Deze energie ontstaat door kernreacties waarbij materie in energie wordt omgezet. De mens is er in geslaagd dat mechanisme ook onder controle te krijgen en te gebruiken om energie te produceren. Ongeveer 16% van de elektriciteit die in de wereld verbruikt wordt, is afkomstig van kernenergie.
Kernsplijting of kernfissie (waarbij een atoomkern echt in twee kleinere atoomkernen splitst) of kernfusie (waarbij twee kleinere atoomkernen samensmelten tot één grotere) zijn twee processen waarbij energie wordt afgegeven omdat de daarbij ontstane atoomkern(en) die niet langer nodig heeft(hebben).
De term “fissie” betekent “splitsen”. Bij kernfissie splitst een atoomkern op in twee kleinere atoomkernen (fissiefragmenten genoemd) en enkele neutronen. De fissiefragmenten en de neutronen noemt men de reactieproducten. Een atoomkern kan dit spontaan doen, of nadat een traag bewegend (“thermisch”) neutron in de atoomkern binnendringt. Bij kernsplijting is de massa van de reactieproducten kleiner dan de originele massa van de kern of de kern en het neutron vóór splijting. Kernsplijting is een proces dat optreedt bij zware atoomkernen, zoals uranium.
De term “kernfusie” betekent dat twee kleinere atoomkernen tot één grotere samensmelten (die wordt ook wel de dochterkern genoemd). Bij kernfusie is de totale massa van de door de fusie geproduceerde atoomkern kleiner dan de som van de massa’s van de twee kleinere kernen die zijn samengesmolten. Dit is zo omdat het voor atomen met lichte atoomkernen (zoals bijvoorbeeld waterstof en helium) blijkbaar minder energie kost om samen als één atoomkern te bestaan, dan ieder apart. Daardoor komt er energie vrij bij de fusie van twee lichte atoomkernen. Kernfusie komt meer algemeen voor dan kernsplijting en verloopt het makkelijkst voor lichte elementen, zoals waterstof, helium en koolstof.In het algemeen blijkt het in de natuur zo te zijn dat als een atoomkern gevormd wordt door nucleonen (protonen en neutronen dus) samen te voegen, de massa van de zo gevormde atoomkern kleiner is dan de massa van de oorspronkelijke vrije nucleonen. Dit effect is gekend onder de naam “massa defect”.
De IS (Internationaal Systeem van eenheden) eenheid van energie, de Joule (J), is veel te groot om de energie te meten die door één enkele atoomkern wordt vrijgegeven. Fysici en ingenieurs gebruiken daarom de MeV (een miljoen elektronVolt) hiervoor, waarbij 1 MeV = 106eV and 1eV = 1.602177x10-19J.
Een kernreactie waarbij een grote hoeveelheid energie vrij komt is de splijting van een zware atoomkern. Wanneer bijvoorbeeld één enkele atoomkern van 235U uiteenvalt door kernsplijting, komt er ongeveer 200 MeV vrij. Dat dit een grote hoeveelheid energie is blijkt uit volgende vergelijkingen: For e